dinsdag 9 april 2013

Eef kamerbeek, en het gedoofde Olympische Vuur

Een rasechte Eindhovenaar met twee passies in het leven: reizen maar vooral de (atletiek)sport. Eef Kamerbeek was geboren voor de tienkamp.
Als jeugdatleet was hij de concurrentie al ver vooruit. Hij had een natuurlijke aanleg voor atletiek. Door aan dakgoten te hangen, met gewichten te werken en lenigheidsoefeningen te doen werd hij nog sterker en flexibeler dan zijn leeftijdsgenoten.
Kamerbeek - zoon van een atletiekvoorzitter, die deelnam aan de Olympische Spelen van 1928 (Amsterdam) - kreeg de sport met de paplepel ingegoten, maar stelde ook doelen en was uitermate ambitieus. Zo reisde hij al op jonge leeftijd naar Rotterdam om de meer concurrentie op te zoeken.
Na meervoudige jeugdkampioenschappen ging hij in militaire dienst, waar hij zijn talent nog verder aanscherpte. In 1954 en 1955 werd hij militair kampioen op de 110 m horden en het speerwerpen, zijn beste onderdelen. Al op twintigjarige leeftijd werd Kamerbeek in 1954 Nederlands kampioen op de tienkamp. Hij pakte ook de titel op de 110 m horden en het speerwerpen.

Kamerbeek (links) vliegt over de horden

Drang naar ontwikkeling en succes



Het jaar na zijn eerste titel kwalificeerde Kamerbeek zich voor wat zijn eerste deelname aan de Olympische Spelen had moeten worden. Met behulp van een door het NOC aangestelde bondscoach verbeterde hij zijn tijd op de loopafstanden. De coach begeleidde echter meerdere atleten en Kamerbeek trainde dan ook veel alleen. Voor en na werktijd liep hij op de zandheuvel bij zijn woonplaats Waalre, waar hij naar eigen zeggen ‘tonnen zweet heeft liggen’.

De atleten van de jaren vijftig waren in het winterseizoen geheel aangewezen op trainingen thuis. De atletiekbaan was ’s winters dicht en de baan had geen verlichting. Topsport in de jaren vijftig was, in de woorden van Kamerbeek, ‘superamateuristisch’.
Leven van de sport was in die tijd nog niet mogelijk, Kamerbeek  had dan ook een full-time baan als bankwerker bij Philips er naast. Sponsors had hij nauwelijks, alleen zijn spikes kreeg hij van een sponsor.
Voor trainingskleren moest zelf gezorgd worden. Moeder Kamerbeek moest geregeld de gerafelde mouwen van zijn trainingstrui bijbreien. Kamerbeek droeg maillots  tijdens de training, omdat het kruis van zijn trainingsbroek te laag hing om fatsoenlijk over horden te scheren.
De motivatie om op een steeds hoger niveau zijn sport te beoefenen ging bij Kamerbeek in drie stappen. Het begon met de aandacht en de eer van het prijzen winnen. Vervolgens, de geestelijke en materiele waarde van het binnenhalen van "de prijzen", die vooral in het buitenland van niveau waren. De laatste motivatiestap was voor Kamerbeek het belangrijkst: "het reizen".

Olympisch vuur gedoofd door politieke boycot

Kamerbeek is 22 jaar als hij, met drie andere atleten en twee begeleiders, op 28 oktober 1956 afreist naar Melbourne. Hij wordt vergezeld door Puck van Duyne-Brouwer, Dini Hobers, Henk Visser, coach Jo Grootewal, chef d’équipe Wim Van Zijll en ANP-verslaggever Leo de Wolff. Zij gaan de rest van de Nederlandse Olympische ploeg voor om in Melbourne de laatste hand aan de voorbereiding te leggen, wat in het winterse Nederland niet mogelijk is.

De enthousiaste Eef verheugt zich op de Spelen. Het moet het mooiste moment uit zijn leven worden. Inmiddels is er in Nederland een behoorlijke anti-Rusland stemming ontstaan. 6 dagen na het vertrek van Kamer beek rollen Russische tanks Hongarije binnen. Vlak voor aanvang van deze Spelen kwam uit Nederland het bericht dat de sporters per onmiddellijk terug moesten naar huis: De Spelen van 1956 werden geboycot uit protest tegen de inval. De Nederlandse delegatie kreeg deze beslissing van het NOC via een telegram aan de ontbijttafel te horen. Het nieuw sloeg in als een bom. Overigens deden alle andere Europese landen met uitzondering van Spanje en Zwitserland wel gewoon mee.

Kamerbeek zei hierover later: "Ik vond het verschrikkelijk. Ik was tweeëntwintig jaar en op mijn eerste Spelen. In de atletiek had je toen nog geen WK's en het EK was eens in de vier jaar." Kamerbeek probeerde als toeschouwer en liefhebber op de Spelen te blijven, maar ook dat werd onmogelijk gemaakt. Hij werd zwaar onder druk gezet om terug te vliegen. Hij keerde terug nadat hij een telegram ontvangen had waarin stond dat zijn moeder ziek was. Eenmaal thuis bleek zijn moeder helemaal niet ziek te zijn, "alleen bezorgd."

In 1960 kreeg Kamerbeek een tweede kans: op de Olympische Spelen van Rome. Alhoewel hij op de tienkamp een fantastische vijfde plaats behaalde, zou hij nooit meer over de teleurstelling van 1956 kunnen stappen, de boycot had zijn heilig vuur gedoofd. Vier jaar later in Tokyo moest hij geblesseerd afhaken.

In totaal won de Eindhovenaar in een periode van vijftien jaar 30 nationale kampioenschappen, waarvan 22 bij de senioren, en vestigde hij 23 nationale records. In 1960 werd hij Sportman van het jaar
Na zijn actieve sportcarrière werd Kamerbeek onder andere trainer. In 1968 trad hij in de voetsporen van zijn vader als voorzitter van PSV Atletiek.

Verbittering tot het einde

Een halve eeuw na het gedwongen vertrek van de spelen bood voorzitter Erica Terpstra namens het NOC*NSF haar verontschuldigingen aan de betrokken sporters voor de botte manier waarop dit aan de atleten was meegedeeld. In een uitzending van Netwerk uitgezonden op 8 augustus 2008 bood de oud-secretaris van het NOC Claas van den Houten zijn excuses aan voor het telegram dat hij in 1956 verstuurd waarin hij de atleten opriep om zich terug te trekken. Veel van de sporters die de Spelen aan zich voorbij hadden zien gaan, vonden dit een mooi gebaar.  Eef Kamerbeek -nog  immer verbitterd over de beslissingl - reageerde anders. “Na vijftig jaar excuses aanbieden maakt niets goed. Het is vast goed bedoeld hoor, maar ik ben er eigenlijk nog steeds boos over”, zei de legendarische tienkamper in een interview kort na het statement. Toch trok hij er definitief een streep onder: In dezelfde maand overleed Kamerbeek

.
verhaal mede gebaseerd op: 'De Verloren Spelen' van Marjolein te Winkel.