woensdag 25 september 2013

Jaan de Graaf: Nuchtere ster maar niet op zondag

Jaan de Graaf: vis en voetbal

Het zijn mannen met beroepen als visser, marktkoopman of timmerman en luisteren naar namen als Vedder, De Graaf (Jaan, Henk en Evert) of de Feyter. Ze komen allen uit hetzelfde dorp Spakenburg, wat op dat moment een streng gereformeerd vissersdorp is. Ze spelen voetbal bij hun lokale trots: IJsselmeervogels.

In het seizoen 1975/1976 presteren ze geweldig in het nationale bekertoernooi. Eerst wordt de sterke amateurclub Limburgia met 1-0 verslagen en daarna wordt de eerste divisieclub SC Amersfoort via een 4-1 overwinning uitgeschakeld. In de derde ronde wordt in Spakenburg met 2-1 van FC Groningen gewonnen.

Op 13 maart 1975 wordt de kwartfinale om de KNVB-beker gespeeld in de Alkmaarder Hout: AZ’67 tegen de IJsselmeervogels. Het zal de meeste legendarische wedstrijd uit de historie van Vogels worden. De wedstrijden werden altijd op woensdag gespeeld, maar wordt nu bij grote uitzondering een dag later gespeeld vanwege de Biddag voor Gewas en Arbeid, een voor de Spakenburgers belangrijke protestantse gedenkdag. Er zijn In Alkmaar zoveel Spakenburgers aanwezig dat niet iedereen in het stadion past.


IJsselmeervogels begint verbluffend sterk aan de wedstrijd en komt op een 0-2 voorsprong. De talentvolle Jaan de Graaf is op dat moment rechtsbuiten bij IJsselmeervogels en verteld : "Jan Vedder scoorde de 0-1 en ik maakte er zelf 0-2 van. Die beelden zijn ook op de landelijke TV geweest.” De professionals komen terug tot 2-2 en kunnen zelfs de winst grijpen via een toegekende strafschop. Het jongensboek-verhaal krijgt een passend vervolg als doelman Jos de Feyter de inzet van toekomstig landelijk topscorer Kees Kist stopt.

In de verlenging moeten amateurclubs het qua conditie en ervaring vaak afleggen tegen hun grote broertjes, maar de Vogels halen ongeschonden de penaltyreeks. Keeper Jos de Feyter keert opnieuw een penalty van Kist, waarna Evert de Graaf de winnende strafschop binnen schiet. De supporters worden gek van vreugde en wat weinigen voor mogelijk houden is een feit. IJsselmeervogels staat in de halve finales.

De spelersbus gaat onder politiebegeleiding terug naar Spakenburg, waar de supporters nog lang genieten van hun zwaar bevochten overwinning. FC Twente, dat op dat moment de beste ploeg in de eredivisie is (met o.a.Epi Drost, Arnold Mühren, Theo Pahplatz, Kick van der Vall en Frans Thijssen) wordt de volgende tegenstander. IJsselmeervogels is in die wedstrijd kansloos en verliest met 6-0, maar heeft desondanks geschiedenis geschreven.

Het bekeravontuur levert IJsselmeervogels bovendien de eretitel Sportploeg van het Jaar 1975 op. Het is een unieke prestatie die misschien nooit meer herhaald zal worden.

Het geheim van de stunt: niet op zondag

Jaan de Graaf scoort tegen van Breukelen, namens AZ'67
Tegenwoordig worden talenten al op jonge leeftijd weggekaapt bij amateur verenigingen. Vanwege de hechte gemeenschap, de sociale controle maar vooral vanwege geloofsovertuigingen niet op zondag te sporten kan deze unieke lichting bij elkaar blijven. Jan Vedder heeft aanbiedingen van zijn favoriete Feyenoord -onder druk van zijn moeder en vriendin - laten schieten en ook Jaan de Graaf wijst in eerste instantie Anderlecht, Fenerbahce en Ajax de deur. Uiteindelijk gaat de speler alsnog overstag om tijdens de gouden jaren van AZ'67 een profavontuur te beginnen. Hij heeft dan wel de afspraak dat hij niet op zondag hoeft te spelen. In vier jaar schopt hij desondanks nog 34 goals binnen. Daarna is hij weer werkzaam te midden van de hechte gemeenschap in Spakenburg. Hij pakt hij zijn beroep van (markt)koopman weer op: Oma's cake en later brood. Een groter verschil met hedendaagse vedetten is bijna niet denkbaar.




zaterdag 27 juli 2013

Paavo Nurmi, de beste loper van de 20e eeuw

Begin jaren zeventig loopt er een nauwelijks benaderbare, nukkige man door de straten van Helsinki. Hij voelt zich miskend en is verbitterd. In een televisiecommentaar spreekt de nationale bekendheid met ontgoocheling in zijn stem over de jeugd van tegenwoordig. Ze hebben niet meer de mentaliteit die nodig is en vallen voor de hedendaagse verleidingen.

De man wordt geboren onder de illustere naam van Paavo Johannes Nurmi  (Turku 1897). Als jochie van 12, overlijdt zijn vader en moet hij hard werken om de kost te verdienen. Paavo is een talentvolle doorzetter en wint een aantal hardloop wedstrijdjes die zijn vrienden onderling organiseren. Op zijn 15e  verjaardag hoort de jonge Paaf over de heldendaden van zijn landgenoot Hannes Kohlemainen. Deze Hannes won op de Olympische Spelen van 1912 in Stockholm de 5.000, 10.000 meter en ook de individuele cross-country. Kolehmainen zette na een verbeten duel met de Fransman Jean Bouin een nieuw wereldrecord op de 5000 m van 14.36.7 (een verbetering van maar liefst dertig seconden) op de klokken. Kohlemainen inspireert een horde van Finse hardlopers in de dop ("de vliegende Finnen”) waaronder Nurmi.
Nurmi wint in Antwerpen

Drie Doelen

Nurmi heeft op dat moment drie doelen in zijn leven: De beste hardloper op aarde worden, Olympische titels halen en wereldrecords neerzetten. Op de Olympische spelen van 1920 in Antwerpen zet hij zijn eerste stap door drie gouden medailles en één zilveren te winnen.
Bij de Spelen van 1924 in Parijs wint hij alles wat er te winnen valt en keert naar huis met vijf  gouden medailles. Ongehoord is het dat hij 26 minuten na de finale van de 1500 meter ook de finale van de 5.000 meter wint. Beide afstanden in een Olympisch record en met een stopwatch in zijn hand.  Ook in 1928 in Amsterdam is hij er bij en behaalt  glorieuze overwinningen en medailles. De 10 kilometer wint hij door landgenoot en rijzende ster  Ville Ritola in de eindsprint te verslaan. Op de 5km lukt dit kunstje niet. Ritola loopt in het slotstuk weg bij Nurmi, die in de kwalificatie van de steeplechase na een val een lichte blessure op liep. Desalniettemin pakt de onverzettelijke krachtpatser nog wel de zilveren medaille op dit lastige onderdeel. net als winnaar Toivo Loukola (ook een Fin) eindigt hij onder het bestaande wereldrecord.

Op 12 september 1922 pakt hij het legendarische wereldrecord op de 5.000 meter af van Kohlemainen.  Hij groeit uit tot recordhouder wereldrecords verbeteren. Tussen 1921 en 1931 zal hij 22 maal een wereldrecord aanscherpen. Iets wat pas eind vorige eeuw door Sergei Bubka (polsstokhoogspringen) zal worden overtroffen.  Op de disciplines 1500 meter, 5, 10, 20 km, en 10 Engels mijl  is hij de allersnelste. Hij is op dat moment de succesvolste Olympiër ooit met 9 gouden en drie zilveren medailles. Pas in 2008 is er iemand die meer gouden medailles op de Olympische Spelen haalt dan de Finse gigant (Michael Phelps, zwemmen, 2004 en 2008).

Nurmi, de keizer van de midden -en lange afstand heeft zijn doelen verwezenlijkt Toch maakt hij zich op voor een nieuwe en laatste uitdaging: de marathon. Hij wil ook op die afstand de grootste zijn en bereidt zich voor op de Olympische Spelen van Los Angeles 1932. Hij komt aan in de Verenigde Staten, maar heeft een onverwachte tegenstander die hem de baas is. Niet op het asfalt, maar achter de burelen van de internationale atletiekunie. Jaloezie bij en een vete met een loper van het buurland werd Nurmi fataal:  De Zweedse president Edström van de atletiek unie beschuldigt hem van professionalisme. Tijdens een wedstrijd in Duitsland zou hij te veel kosten hebben gedeclareerd. Het verdict: Nurmi mag niet deelnemen aan de Spelen.
Later zou de Fin verklaren dat hij wel eens wat toegestopt kreeg van organisatoren, maar hier zelf nooit om had gevraagd. 


Rehabilitatie en verbittering

Nurmi ontsteekt de Olympische vlam
Ook in eigen land worden krijgen zijn prestaties - na de aantijging van professionalisme - niet meer de aandacht die zij verdienen Na zijn verbanning van het atletiekpodium probeert hij als zakenman succesvol te worden. Zijn laatste Olympische optreden is op de Spelen van Helsinki 1952. Na 12 jaar wachten - de tweede wereldoorlog is spelbreker - krijgen de Finnen eindelijk hun spelen. Nurmi schittert nog eenmaal door met de fakkel het stadion binnen te lopen en de Olympische vlam te ontsteken. De fakkel wordt doorgegeven door zijn vroegere held Kohlemainen.

Gebruik makend van zijn bekendheid en doorzettingsvermogen vergaart hij het een en ander aan luxe. Toch vindt hij zich niet succesvol en trekt zich terug uit het zakenleven. Hij heeft een groot virtueel vermogen opgebouwd, maar zal dit pas aan het einde van zijn leven uitbetaald krijgen als pensioen. Hij heeft zijn (hardloop) doelen in het leven bereikt maar is somber omdat hij buiten het hardlopen geen succes meer kan behalen.
Verbitterd en eenzaam wacht hij op zijn pensioen. In 1973 ontvangt hij dit eindelijk Hij zal er niet lang van genieten. Enkele maanden later is hij op de Sibeliuslaan in het stadspark van Helsinki voor altijd uitgelopen.

zaterdag 13 juli 2013

Tom Simpson en de ongelijke strijd tegen de Mont Ventoux

Voor de vierde maal gaat de ambitieuze Brit van start in de Tour de France. De winnaar van vier klassiekers is al op jonge leeftijd naar Vlaanderen gekomen om het wielervak te leren en heet Tom Simpson. De wereldkampioen van 1965– en opvolger van Jan Janssen – is een meer dan modale wielrenner en wil nog één keer proberen te schitteren door de Tour te winnen.

Op 13 juli 1967 staat de gevreesde Mont Ventoux op het programma. Het is het jaar dat Raymond Poulidor, Lucien Aimar, Felice Gimondi, Balmanion en Jan Janssen vechten om de touroverwinning. Simpson staat 7e in het klassement.

De kilometers tot aan de beklimming verlopen rustig. Jimenez demarreert meteen aan de voet van de klim. De Spanjaard lijkt geen last te hebben van de hitte en de benauwde atmosfeer. Na Poulidor volgen ook gele truidrager Roger Pingeon,  Gimondi, Aimar, Janssen, Simpson, Balmanion, Letort en Castello.

Jimenez demarreert voor een tweede maal. Poulidor is de enige die mee kan. De groep breekt. Tom Simpson lost snel uit het eerste groepje. Tijdens de zeer warme (tot wel 42°C) dag krijgt de Engelsman het meer dan moeilijk. Hij kan toch al niet goed tegen hitte. En ademhalen is op de Ventoux nauwelijks mogelijk. Met een zwetend lijf en holle ogen probeert hij door te gaan.

Drie kilometer voor de top begint zijn fiets te zwabberen. Links en rechts word hij ingehaald. Hij zwalkt over de weg. Zijn blik staat op oneindig. Dan valt hij met een smak tegen het asfalt. "Get me on my bike" zegt hij nog stamelend. Met hulp van toeschouwers en ploegleider wordt hij weer op de fiets gezet. Maar dan valt Simpson, 1.3 km voor de top, opnieuw. Hij ligt roerloos op de flanken van de Ventoux en bewusteloos word hij per helikopter naar het ziekenhuis in Avignon gevlogen. Terwijl Jan Janssen de etappe wint, is de medische hulp te laat en overlijdt Simpson onderweg.

De ploeggenoot en vriend van de Brit, Barry Hoban mocht de volgende dag - huilend - de rit winnen. Hoban, zal het prijzengeld doneren aan de vrouw van Simpson en later zelfs met haar trouwen. Ook de Tour ging verder, want zij wacht op niemand.

Toenmalig Tour-directeur Felix Lévitan werd zwaar bekritiseerd wegens het uitzetten van een te zwaar parcours. Later werden echter vier ongebruikte ampullen in het shirt van Simpson gevonden, waarvan er één amfetamine bevatte. Simpson zou zijn overleden aan een combinatie van hitte en uitputting. De Engelsman uit Durham county stond te boek als een ultieme doorzetter en vechter. De combinatie van deze eigenschappen en het gebruik van alcohol en amfetamine, werd hem fataal. De dood van Simpson zorgde voor aangescherpte dopingcontroles tijdens de Ronde van Frankrijk. Toen al werd duidelijk hoe zwaar de sport is en hoe diep doping is geworteld  in het wielerpeloton.

Als waarschuwing tegen gevolgen van doping in de sport werd een gedenkmonument neergezet op de plaats waar Simpson op de Ventoux afscheid nam van het leven. De jaren er na komen de renners steevast langs het monument om nog eenmaal afscheid te nemen van Tom. Om na te gedenken en na te denken. Totaal afscheid van doping is er (nog) niet.

dinsdag 9 april 2013

Eef kamerbeek, en het gedoofde Olympische Vuur

Een rasechte Eindhovenaar met twee passies in het leven: reizen maar vooral de (atletiek)sport. Eef Kamerbeek was geboren voor de tienkamp.
Als jeugdatleet was hij de concurrentie al ver vooruit. Hij had een natuurlijke aanleg voor atletiek. Door aan dakgoten te hangen, met gewichten te werken en lenigheidsoefeningen te doen werd hij nog sterker en flexibeler dan zijn leeftijdsgenoten.
Kamerbeek - zoon van een atletiekvoorzitter, die deelnam aan de Olympische Spelen van 1928 (Amsterdam) - kreeg de sport met de paplepel ingegoten, maar stelde ook doelen en was uitermate ambitieus. Zo reisde hij al op jonge leeftijd naar Rotterdam om de meer concurrentie op te zoeken.
Na meervoudige jeugdkampioenschappen ging hij in militaire dienst, waar hij zijn talent nog verder aanscherpte. In 1954 en 1955 werd hij militair kampioen op de 110 m horden en het speerwerpen, zijn beste onderdelen. Al op twintigjarige leeftijd werd Kamerbeek in 1954 Nederlands kampioen op de tienkamp. Hij pakte ook de titel op de 110 m horden en het speerwerpen.

Kamerbeek (links) vliegt over de horden

Drang naar ontwikkeling en succes



Het jaar na zijn eerste titel kwalificeerde Kamerbeek zich voor wat zijn eerste deelname aan de Olympische Spelen had moeten worden. Met behulp van een door het NOC aangestelde bondscoach verbeterde hij zijn tijd op de loopafstanden. De coach begeleidde echter meerdere atleten en Kamerbeek trainde dan ook veel alleen. Voor en na werktijd liep hij op de zandheuvel bij zijn woonplaats Waalre, waar hij naar eigen zeggen ‘tonnen zweet heeft liggen’.

De atleten van de jaren vijftig waren in het winterseizoen geheel aangewezen op trainingen thuis. De atletiekbaan was ’s winters dicht en de baan had geen verlichting. Topsport in de jaren vijftig was, in de woorden van Kamerbeek, ‘superamateuristisch’.
Leven van de sport was in die tijd nog niet mogelijk, Kamerbeek  had dan ook een full-time baan als bankwerker bij Philips er naast. Sponsors had hij nauwelijks, alleen zijn spikes kreeg hij van een sponsor.
Voor trainingskleren moest zelf gezorgd worden. Moeder Kamerbeek moest geregeld de gerafelde mouwen van zijn trainingstrui bijbreien. Kamerbeek droeg maillots  tijdens de training, omdat het kruis van zijn trainingsbroek te laag hing om fatsoenlijk over horden te scheren.
De motivatie om op een steeds hoger niveau zijn sport te beoefenen ging bij Kamerbeek in drie stappen. Het begon met de aandacht en de eer van het prijzen winnen. Vervolgens, de geestelijke en materiele waarde van het binnenhalen van "de prijzen", die vooral in het buitenland van niveau waren. De laatste motivatiestap was voor Kamerbeek het belangrijkst: "het reizen".

Olympisch vuur gedoofd door politieke boycot

Kamerbeek is 22 jaar als hij, met drie andere atleten en twee begeleiders, op 28 oktober 1956 afreist naar Melbourne. Hij wordt vergezeld door Puck van Duyne-Brouwer, Dini Hobers, Henk Visser, coach Jo Grootewal, chef d’équipe Wim Van Zijll en ANP-verslaggever Leo de Wolff. Zij gaan de rest van de Nederlandse Olympische ploeg voor om in Melbourne de laatste hand aan de voorbereiding te leggen, wat in het winterse Nederland niet mogelijk is.

De enthousiaste Eef verheugt zich op de Spelen. Het moet het mooiste moment uit zijn leven worden. Inmiddels is er in Nederland een behoorlijke anti-Rusland stemming ontstaan. 6 dagen na het vertrek van Kamer beek rollen Russische tanks Hongarije binnen. Vlak voor aanvang van deze Spelen kwam uit Nederland het bericht dat de sporters per onmiddellijk terug moesten naar huis: De Spelen van 1956 werden geboycot uit protest tegen de inval. De Nederlandse delegatie kreeg deze beslissing van het NOC via een telegram aan de ontbijttafel te horen. Het nieuw sloeg in als een bom. Overigens deden alle andere Europese landen met uitzondering van Spanje en Zwitserland wel gewoon mee.

Kamerbeek zei hierover later: "Ik vond het verschrikkelijk. Ik was tweeëntwintig jaar en op mijn eerste Spelen. In de atletiek had je toen nog geen WK's en het EK was eens in de vier jaar." Kamerbeek probeerde als toeschouwer en liefhebber op de Spelen te blijven, maar ook dat werd onmogelijk gemaakt. Hij werd zwaar onder druk gezet om terug te vliegen. Hij keerde terug nadat hij een telegram ontvangen had waarin stond dat zijn moeder ziek was. Eenmaal thuis bleek zijn moeder helemaal niet ziek te zijn, "alleen bezorgd."

In 1960 kreeg Kamerbeek een tweede kans: op de Olympische Spelen van Rome. Alhoewel hij op de tienkamp een fantastische vijfde plaats behaalde, zou hij nooit meer over de teleurstelling van 1956 kunnen stappen, de boycot had zijn heilig vuur gedoofd. Vier jaar later in Tokyo moest hij geblesseerd afhaken.

In totaal won de Eindhovenaar in een periode van vijftien jaar 30 nationale kampioenschappen, waarvan 22 bij de senioren, en vestigde hij 23 nationale records. In 1960 werd hij Sportman van het jaar
Na zijn actieve sportcarrière werd Kamerbeek onder andere trainer. In 1968 trad hij in de voetsporen van zijn vader als voorzitter van PSV Atletiek.

Verbittering tot het einde

Een halve eeuw na het gedwongen vertrek van de spelen bood voorzitter Erica Terpstra namens het NOC*NSF haar verontschuldigingen aan de betrokken sporters voor de botte manier waarop dit aan de atleten was meegedeeld. In een uitzending van Netwerk uitgezonden op 8 augustus 2008 bood de oud-secretaris van het NOC Claas van den Houten zijn excuses aan voor het telegram dat hij in 1956 verstuurd waarin hij de atleten opriep om zich terug te trekken. Veel van de sporters die de Spelen aan zich voorbij hadden zien gaan, vonden dit een mooi gebaar.  Eef Kamerbeek -nog  immer verbitterd over de beslissingl - reageerde anders. “Na vijftig jaar excuses aanbieden maakt niets goed. Het is vast goed bedoeld hoor, maar ik ben er eigenlijk nog steeds boos over”, zei de legendarische tienkamper in een interview kort na het statement. Toch trok hij er definitief een streep onder: In dezelfde maand overleed Kamerbeek

.
verhaal mede gebaseerd op: 'De Verloren Spelen' van Marjolein te Winkel.

maandag 25 maart 2013

Hans van Helden, hoe sterk is de eenzame schaatser?

In Almkerk, een Brabants dorpje op een steenworp afstand van de Biesbosch word in 1948 de boerenzoon Hans van Helden geboren.
De schaatser met de verfijnde techniek meld zich in 1973 aan de schaatstop. Het talent pakt dat jaar brutaal een tweede plaats op het EK. Van Helden beheerste alle vijf de schaatsafstanden en was het voorbeeld voor de grote stoet succesvolle Nederlandse all-rounders die hem zouden volgen.

In 1976, zijn beste jaar, is van Helden bijna een jaar aanvoerder van de Adelskalendern, de fictieve ranglijst over vijf afstanden. Ook verbreekt hij het wereldrecord op 1500m en 5000m. Een gouden toekomst dient zich aan. Op de Olympische Spelen in Innsbruck is hij favoriet voor de 1000 en 1500 meter, maar hij faalt op de eerste afstand. Op de 1500 meter, 5 en 10 kilometer haalt hij wel een bronzen medaille, die als een troostprijs zal aanvoelen. Op het WK van dat jaar kan hij wederom de druk niet weerstaan en eindigt derde (achter Piet Kleine en Sten Stensen). In 1976 en 1977 pakt hij wel de Nederlandse titel.

Bijzonder karakter

De Almkerker had een zeer grillig karakter. Anderen omschreven hem als einzelgänger en enfant terrible. Zijn karakter en onvoorspelbaarheid zaten hem vaak in de weg in zijn ijver om grote internationale titels te winnen.
Dat van Helden onvoorspelbaar uit de hoek kon komen ondervond ook toenmalig minister Van Doorn  die hem feliciteerde met zijn succes. Van Helden gaf de minister meteen pittig van repliek over het verdwijnen van omroepvereniging Veronica en radio Noordzee. Ook het pijproken van de minister moest het ontgelden. "Het stinkt hier als de pest" en "U bent die man die de omroep liet verdwijnen" waren uitspraken van de man die geen blad voor de mond nam.

Na 1976 bleef hij nog lang schaatsen, maar was het buiten de schaatsbaan stil om de man die weinig over zichzelf prijsgaf en een moeilijke gesprekspartner was. Journalist Leo Verheul waagde tweemaal een poging.
Bij zijn eerste bezoek trof hij een vrouw aan die met een grote komkommer aan het spelen was, terwijl van Helden zich thuis verstopt had (bron: De Volkskrant). Jaren later - als de schaatser een teruggetrokken bestaan in Frankrijk leidt - komt hij na een lange reis op het adres waar van Helden moet wonen. De grillige schaatsheld wil echter geen gesprek aangaan.

Schaatsen onder de Franse vlag

Begin jaren tachtig trouwde Van Helden met de Française Marie-France Vives, ook een schaatster. Hij naturaliseerde zich tot Fransman en kwam voor dat land uit op grote toernooien. De koppige schaatser heeft geen zin in vermoeiende gevechten met de schaatsbond of in kwalificatietoernooien. Voor Frankrijk kan hij aan alle toernooien meedoen en zijn eigen voorbereiding uitstippelen,

Tot zijn veertigste blijft van Helden schaatsen en doet elk jaar trouw mee aan alle toernooien, waar hij figureert in de kantlijn. Hij tracht te pieken op de Olympische Spelen. In 1984 bij de Winterspelen van Sarajevo draait hij zijn landgenoten en de bond nog eenmaal een loer. De inmiddels 36-jarige wordt vierde op zijn beste afstand, de 1.500 meter (1:58,39). Dat is ruim voor zijn voormalige landgenoten Hilbert van der Duim, Frits Schalij en Hein Vergeer.

Het wrange is dat de teller slechts op drie bronzen Olympische medailles blijft staan. De man die zijn beste jaren beleefde aan het begin van zijn carriere, bleef zijn droom najagen en blijft de eenzame schaatser tot in al zijn vezels.


Interview door Mart Smeets na afloop van Olympische 1500m in Serajevo (1984):