zaterdag 8 november 2014

Kokichi Tsuburaya, falen is geen optie

De Olympische spelen van 1964 zijn aan Japan toegewezen. De fanatieke cultuur verlangt en eist in sommige gevallen topprestaties van de atleten. De media doen hier ook volop aan mee.

Het zijn de Spelen van Dawn Fraser, Peter Snell en Larissa Latynina, maar ook de Spelen van Anton Geesink en Abebe Bikila, die als eerste mens zijn Olympische marathontitel probeert te prolongeren.


Historische  Marathon 

Tokio, 21 oktober 1964, de dag van de marathon; deelnemers uit 35 landen strijden om de zege. De Ethiopiër Bikila loopt -  in tegenstelling tot de spelen van Rome-  nu niet op blote voeten, maar wel met naar een wereldrecord: een ongekende 2 uur 12.11 sec. (en een verbetering van het oude record van Heatley met 1.43 minuut).

Tsuburaya, nu nog 2e
Het Japanse publiek in het Olympisch stadion, dat helemaal gevuld is met 70.000 toeschouwers is uitzinnig, maar reageert nog heftiger als ze zien dat één van hun helden, Kokichi Tsuburaya, als tweede loper het stadion binnenkomt.  Tsuburaya, wordt echter op de hielen gezeten door de Brit Basil Heatley. Slechts tien meter is het gat tussen zilver en brons. 

Tsuburay finisht als 3e
Het publiek barst los en probeert de landgenoot naar het zilver te schreeuwen. Kokichi is echter aan het einde van zijn krachten en kan de aanval van zijn tegenstander niet beantwoorden, als hij in de laatste 200 meter wordt voorbijgelopen. Het publiek scandeert luidkeels "Nippon! Nippon!" ("Japan, Japan"). 

Tsuburaya kijkt mistroostig als hij gewikkeld in een deken naar het podium gaat, terwijl hij paradoxaal genoeg door de supporters aanbeden wordt als een god: het is de eerste keer in 28 jaar dat een Japanner er in slaagt om een medaille in de atletiek te behalen.

Het begin van het einde

Op het moment van de triomf begint de tragedie. Tsuburaya wordt ingelijfd bij  de Japanse strijdkrachten en moet leven onder strikte militaire controle. Hij moet afstand nemen van zijn vriendin en totale toewijding  in de training tonen om te winnen op de volgende Spelen van  Mexico, in 1968.  Kokichi gehoorzaamt blindelings. De Japanse ziel zal een hogere orde niet tegenspreken. Onomkeerbare gehoorzaamheid. Alleen coaching en training is het devies. En uit de buurt van zijn vriendin blijven.

Nadat hij in 1967 diverse klachten en ziektes oploopt brengt hij drie maanden door in het ziekenhuis. Als hij wordt ontslagen, en  zijn lichaam niet goed reageert op  inspanningen beseft hij dat winnen in Mexico een utopie is. De utopie wordt een nachtmerrie. Het vertrouwen van zijn superieuren en het Japanse volk kan hij niet beantwoorden.
Kenji Kimihara, een bevriende collega marathonloper, beschreef een van hun laatste gesprekken, waarin de wanhoop van van de door schuld geplaagde loper doorklinkt:   'Ik beging een onvergeefbare blunder voor de ogen van het Japanse volk. Ik moet hen mijn verontschuldigingen aanbieden en de nationale vlag hooghouden in Mexico.'

De dood of de gladiolen


Na ruim 3 jaar training wordt Tsuburaya dood aangetroffen. Harakiri: zijn halsslagader met een scheermes doorgesneden, zijn bronzen medaille in zijn hand.
Men vindt een briefje met de woorden: “Ik kan niet meer lopen”. Een andere versie luidt: “”Ik ben te moe om verder te lopen”. Hij is een slachtoffer van een systeem dat eindeloos inzet op het winnen van een gouden medaille en een land waar de zelfmoord cultuur is verankerd.
Hij werd 27 jaar.



donderdag 21 augustus 2014

Tinus Osendarp: "Snelste blanke sprinter" maakte verkeerde keuze

Fanny Blankers-Koen is bij de meeste sportliefhebbers een bekende naam. Na het dubbele goud van Dafne Schippers op het EK van 2014 komen de herinneringen aan de vliegende huisvrouw en haar vier gouden medailles bij veel mensen makkelijk naar boven. Tinus Osendarp is een naam die niet of nauwelijks meer bekendheid geniet.

De man die door Adolf Hitler persoonlijk als "snelste blanke" werd geafficheerd won voor Nederland
tijdens de Spelen van 1936 (Berlijn) twee bronzen medailles. Achter de ongenaakbare Jesse Owens werd Osendarp op zowel de 100 als 200 meter sprint derde. In de jaren daarna maakte de Nederlander de keus om -net als de rest van het gezin - voor de NSB te kiezen. Hij was geen passief lid, maar werd zelfs actief als SD'er in het beruchte Commando Leemhuis. Tien van de door hem opgepakte verzetsmensen stierven tijdens hun gevangenschap. Na zijn dood werd ook vastgesteld dat Osendarp lid was van de Germaanse S.S.

`Ik mag fout geweest zijn, in hun ogen, in uw ogen, maar daar ben ik voor gestraft, en zwaar ook. Mijnheer, eigenlijk was ik niet meer dan een klein mannetje, dat toevallig een bekende Nederlander werd door de sport. En natuurlijk heb ik spijt, maar spijt komt altijd te laat.'

Het is 1999, en de woorden komen uit de mond van een breekbare oude ex-sprinter, die zijn laatste jaren slijt in een sobere Heerlense bejaardenflat.


Talentvolle ex-voetballer breekt door


Als voetballer speelde Martinus Osendarp, die in 1916 in Delft het levenslicht zag, bij het destijds vermaarde VUC aan de Schenkkade in Den Haag. Hij was een snelle rechtsbuiten: `Ik moest voorin altijd wachten totdat mijn medespelers er ook waren.' Een Duitse trainer bracht hem in contact met de atletiek.

Nooit had hij een 100 meter gelopen, maar hij kwalificeerde zich moeiteloos voor de NK. `Ik deed voor de grap mee, dacht nooit de series te overleven. Startblokken had je niet, je groef bij de start met een schepje een putje in de sintelbaan.' Osendarp werd derde, in 10,7. Per trein, derde klas, vertrok de Nederlandse equipe in 1934 naar de eerste EK, die van Turijn. Osendarp werd vijfde op de 100 meter en derde op de 200 meter.

Hoogtepunt tijdens Spelen

Het hoogtepunt volgde in 1936 tijdens de Olympische Spelen van Berlijn, die tevens als wereldkampioenschappen golden. Tweemaal brons op de 100 en 200 meter was zijn buit. En het is dat hij zijn stokje liet vallen na een botsing met een Duitser, anders had de estafetteploeg ook nog zilver gepakt, achter de superieure Jesse Owens. `Owens was zo veelzijdig, hij sprong al 8.12 ver, en dat in die dagen! Hij is de grootste atleet van de 20ste eeuw.'  Tanden knarsend had Adolf Hitler het aangezien. De "Fuhrer" had graag gezien dat Osendarp had gewonnen. Het zou wederom voor een propagandastunt voor het Arische ras hebben gezorgd.

Met zijn twee medailles was de Zuid-Hollander op slag een beroemd man. De KLM medewerker werd door Albert Plesman, met een Fokker-36 in Berlijn afgehaald. `Op Schiphol werd ik toegesproken, daarna gingen we naar Den Haag, naar de atletiekclub, waar ik weer werd toegesproken. Vervolgens reden we per rijtuig naar Rijswijk, waar ik woonde.'

Zijn beste jaren waren 1936, 1937 en 1938. Hij bereikte persoonlijke records die tientallen jaren onaangetast bleven: 10,4 op de 100, 21,1 op de 200 meter, hand geklokt. Een ander hoogtepunt: in 1938 veroverde hij in Parijs tijdens de tweede EK op beide sprintnummers gouden medailles.

Twee jaar later brak de oorlog ook uit in Nederland en nam Osendarp de verkeerde afslag, een keuze waarvoor hij na 1945 zwaar gestraft werd. Hij was `een verachtelijke SD'er', oordeelde Adriaan Venema in 1990 hard in zijn boek Osendarp. 

Na de oorlog

De man die in de oorlog nog volop gesport had (kijk hier naar zijn laatste kampioenschap in 1944), werd in 1945 gearresteerd en kreeg 12 jaar gevangenschap, maar mocht in 1950 betaald gaan werken in de mijn Emma in Limburg. In die provincie is hij nadien altijd blijven wonen. Hij raakte in de vergetelheid en was niet rouwig om zijn sociaal isolement.

Na 1958 wordt de mijnwerker trainer bij Achilles Top in Kerkrade. Dat heeft hij jaren gedaan, totdat het gestel het laat afweten. `Ik kan geen lange avond meer op een baan staan, dat is te zwaar', vertelt de oude man in 1999. Drie jaar, nadat de "foute" snelle sprinter voorgoed de atletiekbaan heeft verlaten overlijdt hij na een leven vol glorie en schaamte.

Bronnen: NPO, Wikipedia en de Volkskrant

woensdag 5 februari 2014

De mysterieuze krachten van Annie Borckink

De Winterspelen van 1980 in Lake Placid zijn in volle gang. Het zijn de Spelen van Eric Heiden, Ingemar Stenmark en het Amerikaanse collegeteam ijshockeyteam, dat verrassend goud wint.

Nederland hoopt op schaatssucces. De 1500 meter voor vrouwen is gestart, als ik met mijn ouders en broertjes aan de televisie gekluisterd zit.
Petroesjeva
Natalja Petroesjeva uit de Sovjet-unie is de grote favoriet. De wereldkampioene van dat jaar heeft al goud gewonnen op de 1000 meter en lijkt in vorm. Ook Beth Heiden ("de zus van") en de piepjonge Ria Visser worden kansen op de titel toebedeeld. Die mening is de KNSB "weg met dat zootje" en dagblad Trouw. ("De Nederlandse ploeg heeft evenveel in Lake Placid te zoeken als penguïns in het Amazonegebied") niet toegedaan.

Stroeve start richting Spelen

De Friese Sijtje van der Lende, drievoudig nationaal kampioene all-round is lang mijn favoriete, maar lijkt niet de juiste vorm te pakken te hebben.
Een boerendochter uit de Achterhoek doet ook mee: Annie Borckink, telg uit een gezin van 10 kinderen is gevormd door het zware no-nonsens boerderijleven. De Eibergse wordt door sommigen beschouwd als het "lelijke eendje" in de ploeg. Opportunistisch en wispelturig kies ik partij voor de underdog, al ben ik supporter van elke Nederlandse deelnemer. Op dat moment heb ik totaal geen weet van onderlinge spanning of rivaliteit in de Nederlandse ploeg. En ik ben niet de enige. 

In het weinig luxueuze onderkomen in het olympisch dorp zijn de mannen gescheiden van de vrouwen. Een nog onervaren Coach Ab Krook mag zijn pupillen niet bezoeken. De deelnemers verblijven in een complex dat na de Spelen zal fungeren als gevangenis. De dames slapen in kleine kamers met stapelbedden. Ria Visser deelt de kamer met Haitske Pijlman, Annie Slaapt bij Sijtje.

Er is onderling rivaliteit en jaloezie. "Het klikt niet" zou Ria Visser later vertellen. De twee kampen kibbelen over schaatspakken en telefoonrekeningen. Zowel Visser als Borckink voelen zich niet prettig in Lake Placid. De ploeg trekt weinig met elkaar op en er is spanning bij de dames.

Petroesjeva en Heiden zetten in de sneeuw geen indrukwekkende tijden neer. Ook van der Lende kan met een 16e plaats geen potten breken. Ria Visser doet dat wel:  Ze zit in een flow en zet met 2.12.35 een uitstekende tijd neer. De Oost-Duitse Sabine Becker bijt zich net stuk op de tijd van de Nederlandse en komt 3 honderdste te kort. Nederland, inclusief commentator Mart Smeets ontploft en telt de gouden medaille al.

Race van haar leven

In de laatste rit moet Annie rijden. Borckink heeft tot dan toe zelden wat gewonnen (In Vancouver 1976 eindigde ze viermaal niet bij de beste 10) en behoort niet eens tot de dark horses, al fantaseer ik dat ze misschien brons kan pakken.Wat weinigen nog schijnen te herinneren is dat Annie een maand tevoren het Nederlands record (haar eerste) heeft aangescherpt.
Terwijl haar opening zoals gebruikelijk langzaam is, komt ze op volle toeren. Ze heeft niet de mooie techniek van Sijtje of de souplesse van Ria. Annie moet het hebben van kracht, mentaliteit en een sterke motor. Ze zwoegt en harkt door de bocht, maar zet onvermoeibaar door. Na de eerste ronde is haar achter stand al een seconde op Visser. Het verschil is met het ingaan van de laatste ronde teruggebracht tot tweetiende seconde.
"Ze kan brons halen!", roep ik, terwijl ik me bewust ben dat het ook nog goud of helemaal niks kan worden. Maar Borckink is onhoudbaar en rijdt een onvoorstelbare laatste ronde: "2.10.95, wat gebeurt hier?!", roepen de commentatoren vol ongeloof. Nederland heeft een dubbelslag geslagen.
Borckink voelt zich opens nietig en vol ongeloof. Ik dacht dat de elektronische tijdwaarneming was uitgevallen," vertelt ze na afloop.Visser huilt. Van verdriet. De spanning ontlaadt zich.
Zuur en zoet

De woede van Borckink is haar onvermoede en onvermoeide kracht geworden. Volledig gefocused en met opgespaarde kracht kon ze de 1500 meter rijden. Ze boort vermogens aan die ze zelf niet voor mogelijk houdt. Later zal ze in het documentaire programma "Andere tijden Sport" verklaren dat ze bang was dat de sportarts misschien doping in haar drinken had gedaan. Borckink -die met haar tijd een Nederlands en Olympische record neerzette- wordt bij thuiskomst gehuldigd en later dat jaar verkozen als Sportvrouw van het Jaar.


Vergetelheid



Visser met haar toekomstige collega
Voor zowel Visser als Borckink zijn de medailles op de 1500 meter het laatste internationale succes. Borckink wordt nog 6e op de 1000 meter. Visser komt ten val op de 3000 meter, na een nachtelijke escapade met Mart Smeets. De veelvuldig nationaal kampioene behaalt in 1983 nog een 4e plaats op een EK, en neemt het Olympisch trauma mee naar de spelen van 1984: Een onwaardige 15e plek op haar favoriete 1500 meter is haar beste prestatie.

Borckink is dan al in 1982 gestopt. Waar Visser volop - als journaliste en analytica bij de NOS (waar ze herenigd wordt met Smeets) - in de schijnwerpers staat, raakt Annie (bewust?) in de anonimiteit. 
Het is het vergeten goud van Lake Placid.

woensdag 25 september 2013

Jaan de Graaf: Nuchtere ster maar niet op zondag

Jaan de Graaf: vis en voetbal

Het zijn mannen met beroepen als visser, marktkoopman of timmerman en luisteren naar namen als Vedder, De Graaf (Jaan, Henk en Evert) of de Feyter. Ze komen allen uit hetzelfde dorp Spakenburg, wat op dat moment een streng gereformeerd vissersdorp is. Ze spelen voetbal bij hun lokale trots: IJsselmeervogels.

In het seizoen 1975/1976 presteren ze geweldig in het nationale bekertoernooi. Eerst wordt de sterke amateurclub Limburgia met 1-0 verslagen en daarna wordt de eerste divisieclub SC Amersfoort via een 4-1 overwinning uitgeschakeld. In de derde ronde wordt in Spakenburg met 2-1 van FC Groningen gewonnen.

Op 13 maart 1975 wordt de kwartfinale om de KNVB-beker gespeeld in de Alkmaarder Hout: AZ’67 tegen de IJsselmeervogels. Het zal de meeste legendarische wedstrijd uit de historie van Vogels worden. De wedstrijden werden altijd op woensdag gespeeld, maar wordt nu bij grote uitzondering een dag later gespeeld vanwege de Biddag voor Gewas en Arbeid, een voor de Spakenburgers belangrijke protestantse gedenkdag. Er zijn In Alkmaar zoveel Spakenburgers aanwezig dat niet iedereen in het stadion past.


IJsselmeervogels begint verbluffend sterk aan de wedstrijd en komt op een 0-2 voorsprong. De talentvolle Jaan de Graaf is op dat moment rechtsbuiten bij IJsselmeervogels en verteld : "Jan Vedder scoorde de 0-1 en ik maakte er zelf 0-2 van. Die beelden zijn ook op de landelijke TV geweest.” De professionals komen terug tot 2-2 en kunnen zelfs de winst grijpen via een toegekende strafschop. Het jongensboek-verhaal krijgt een passend vervolg als doelman Jos de Feyter de inzet van toekomstig landelijk topscorer Kees Kist stopt.

In de verlenging moeten amateurclubs het qua conditie en ervaring vaak afleggen tegen hun grote broertjes, maar de Vogels halen ongeschonden de penaltyreeks. Keeper Jos de Feyter keert opnieuw een penalty van Kist, waarna Evert de Graaf de winnende strafschop binnen schiet. De supporters worden gek van vreugde en wat weinigen voor mogelijk houden is een feit. IJsselmeervogels staat in de halve finales.

De spelersbus gaat onder politiebegeleiding terug naar Spakenburg, waar de supporters nog lang genieten van hun zwaar bevochten overwinning. FC Twente, dat op dat moment de beste ploeg in de eredivisie is (met o.a.Epi Drost, Arnold Mühren, Theo Pahplatz, Kick van der Vall en Frans Thijssen) wordt de volgende tegenstander. IJsselmeervogels is in die wedstrijd kansloos en verliest met 6-0, maar heeft desondanks geschiedenis geschreven.

Het bekeravontuur levert IJsselmeervogels bovendien de eretitel Sportploeg van het Jaar 1975 op. Het is een unieke prestatie die misschien nooit meer herhaald zal worden.

Het geheim van de stunt: niet op zondag

Jaan de Graaf scoort tegen van Breukelen, namens AZ'67
Tegenwoordig worden talenten al op jonge leeftijd weggekaapt bij amateur verenigingen. Vanwege de hechte gemeenschap, de sociale controle maar vooral vanwege geloofsovertuigingen niet op zondag te sporten kan deze unieke lichting bij elkaar blijven. Jan Vedder heeft aanbiedingen van zijn favoriete Feyenoord -onder druk van zijn moeder en vriendin - laten schieten en ook Jaan de Graaf wijst in eerste instantie Anderlecht, Fenerbahce en Ajax de deur. Uiteindelijk gaat de speler alsnog overstag om tijdens de gouden jaren van AZ'67 een profavontuur te beginnen. Hij heeft dan wel de afspraak dat hij niet op zondag hoeft te spelen. In vier jaar schopt hij desondanks nog 34 goals binnen. Daarna is hij weer werkzaam te midden van de hechte gemeenschap in Spakenburg. Hij pakt hij zijn beroep van (markt)koopman weer op: Oma's cake en later brood. Een groter verschil met hedendaagse vedetten is bijna niet denkbaar.




zaterdag 27 juli 2013

Paavo Nurmi, de beste loper van de 20e eeuw

Begin jaren zeventig loopt er een nauwelijks benaderbare, nukkige man door de straten van Helsinki. Hij voelt zich miskend en is verbitterd. In een televisiecommentaar spreekt de nationale bekendheid met ontgoocheling in zijn stem over de jeugd van tegenwoordig. Ze hebben niet meer de mentaliteit die nodig is en vallen voor de hedendaagse verleidingen.

De man wordt geboren onder de illustere naam van Paavo Johannes Nurmi  (Turku 1897). Als jochie van 12, overlijdt zijn vader en moet hij hard werken om de kost te verdienen. Paavo is een talentvolle doorzetter en wint een aantal hardloop wedstrijdjes die zijn vrienden onderling organiseren. Op zijn 15e  verjaardag hoort de jonge Paaf over de heldendaden van zijn landgenoot Hannes Kohlemainen. Deze Hannes won op de Olympische Spelen van 1912 in Stockholm de 5.000, 10.000 meter en ook de individuele cross-country. Kolehmainen zette na een verbeten duel met de Fransman Jean Bouin een nieuw wereldrecord op de 5000 m van 14.36.7 (een verbetering van maar liefst dertig seconden) op de klokken. Kohlemainen inspireert een horde van Finse hardlopers in de dop ("de vliegende Finnen”) waaronder Nurmi.
Nurmi wint in Antwerpen

Drie Doelen

Nurmi heeft op dat moment drie doelen in zijn leven: De beste hardloper op aarde worden, Olympische titels halen en wereldrecords neerzetten. Op de Olympische spelen van 1920 in Antwerpen zet hij zijn eerste stap door drie gouden medailles en één zilveren te winnen.
Bij de Spelen van 1924 in Parijs wint hij alles wat er te winnen valt en keert naar huis met vijf  gouden medailles. Ongehoord is het dat hij 26 minuten na de finale van de 1500 meter ook de finale van de 5.000 meter wint. Beide afstanden in een Olympisch record en met een stopwatch in zijn hand.  Ook in 1928 in Amsterdam is hij er bij en behaalt  glorieuze overwinningen en medailles. De 10 kilometer wint hij door landgenoot en rijzende ster  Ville Ritola in de eindsprint te verslaan. Op de 5km lukt dit kunstje niet. Ritola loopt in het slotstuk weg bij Nurmi, die in de kwalificatie van de steeplechase na een val een lichte blessure op liep. Desalniettemin pakt de onverzettelijke krachtpatser nog wel de zilveren medaille op dit lastige onderdeel. net als winnaar Toivo Loukola (ook een Fin) eindigt hij onder het bestaande wereldrecord.

Op 12 september 1922 pakt hij het legendarische wereldrecord op de 5.000 meter af van Kohlemainen.  Hij groeit uit tot recordhouder wereldrecords verbeteren. Tussen 1921 en 1931 zal hij 22 maal een wereldrecord aanscherpen. Iets wat pas eind vorige eeuw door Sergei Bubka (polsstokhoogspringen) zal worden overtroffen.  Op de disciplines 1500 meter, 5, 10, 20 km, en 10 Engels mijl  is hij de allersnelste. Hij is op dat moment de succesvolste Olympiër ooit met 9 gouden en drie zilveren medailles. Pas in 2008 is er iemand die meer gouden medailles op de Olympische Spelen haalt dan de Finse gigant (Michael Phelps, zwemmen, 2004 en 2008).

Nurmi, de keizer van de midden -en lange afstand heeft zijn doelen verwezenlijkt Toch maakt hij zich op voor een nieuwe en laatste uitdaging: de marathon. Hij wil ook op die afstand de grootste zijn en bereidt zich voor op de Olympische Spelen van Los Angeles 1932. Hij komt aan in de Verenigde Staten, maar heeft een onverwachte tegenstander die hem de baas is. Niet op het asfalt, maar achter de burelen van de internationale atletiekunie. Jaloezie bij en een vete met een loper van het buurland werd Nurmi fataal:  De Zweedse president Edström van de atletiek unie beschuldigt hem van professionalisme. Tijdens een wedstrijd in Duitsland zou hij te veel kosten hebben gedeclareerd. Het verdict: Nurmi mag niet deelnemen aan de Spelen.
Later zou de Fin verklaren dat hij wel eens wat toegestopt kreeg van organisatoren, maar hier zelf nooit om had gevraagd. 


Rehabilitatie en verbittering

Nurmi ontsteekt de Olympische vlam
Ook in eigen land worden krijgen zijn prestaties - na de aantijging van professionalisme - niet meer de aandacht die zij verdienen Na zijn verbanning van het atletiekpodium probeert hij als zakenman succesvol te worden. Zijn laatste Olympische optreden is op de Spelen van Helsinki 1952. Na 12 jaar wachten - de tweede wereldoorlog is spelbreker - krijgen de Finnen eindelijk hun spelen. Nurmi schittert nog eenmaal door met de fakkel het stadion binnen te lopen en de Olympische vlam te ontsteken. De fakkel wordt doorgegeven door zijn vroegere held Kohlemainen.

Gebruik makend van zijn bekendheid en doorzettingsvermogen vergaart hij het een en ander aan luxe. Toch vindt hij zich niet succesvol en trekt zich terug uit het zakenleven. Hij heeft een groot virtueel vermogen opgebouwd, maar zal dit pas aan het einde van zijn leven uitbetaald krijgen als pensioen. Hij heeft zijn (hardloop) doelen in het leven bereikt maar is somber omdat hij buiten het hardlopen geen succes meer kan behalen.
Verbitterd en eenzaam wacht hij op zijn pensioen. In 1973 ontvangt hij dit eindelijk Hij zal er niet lang van genieten. Enkele maanden later is hij op de Sibeliuslaan in het stadspark van Helsinki voor altijd uitgelopen.

zaterdag 13 juli 2013

Tom Simpson en de ongelijke strijd tegen de Mont Ventoux

Voor de vierde maal gaat de ambitieuze Brit van start in de Tour de France. De winnaar van vier klassiekers is al op jonge leeftijd naar Vlaanderen gekomen om het wielervak te leren en heet Tom Simpson. De wereldkampioen van 1965– en opvolger van Jan Janssen – is een meer dan modale wielrenner en wil nog één keer proberen te schitteren door de Tour te winnen.

Op 13 juli 1967 staat de gevreesde Mont Ventoux op het programma. Het is het jaar dat Raymond Poulidor, Lucien Aimar, Felice Gimondi, Balmanion en Jan Janssen vechten om de touroverwinning. Simpson staat 7e in het klassement.

De kilometers tot aan de beklimming verlopen rustig. Jimenez demarreert meteen aan de voet van de klim. De Spanjaard lijkt geen last te hebben van de hitte en de benauwde atmosfeer. Na Poulidor volgen ook gele truidrager Roger Pingeon,  Gimondi, Aimar, Janssen, Simpson, Balmanion, Letort en Castello.

Jimenez demarreert voor een tweede maal. Poulidor is de enige die mee kan. De groep breekt. Tom Simpson lost snel uit het eerste groepje. Tijdens de zeer warme (tot wel 42°C) dag krijgt de Engelsman het meer dan moeilijk. Hij kan toch al niet goed tegen hitte. En ademhalen is op de Ventoux nauwelijks mogelijk. Met een zwetend lijf en holle ogen probeert hij door te gaan.

Drie kilometer voor de top begint zijn fiets te zwabberen. Links en rechts word hij ingehaald. Hij zwalkt over de weg. Zijn blik staat op oneindig. Dan valt hij met een smak tegen het asfalt. "Get me on my bike" zegt hij nog stamelend. Met hulp van toeschouwers en ploegleider wordt hij weer op de fiets gezet. Maar dan valt Simpson, 1.3 km voor de top, opnieuw. Hij ligt roerloos op de flanken van de Ventoux en bewusteloos word hij per helikopter naar het ziekenhuis in Avignon gevlogen. Terwijl Jan Janssen de etappe wint, is de medische hulp te laat en overlijdt Simpson onderweg.

De ploeggenoot en vriend van de Brit, Barry Hoban mocht de volgende dag - huilend - de rit winnen. Hoban, zal het prijzengeld doneren aan de vrouw van Simpson en later zelfs met haar trouwen. Ook de Tour ging verder, want zij wacht op niemand.

Toenmalig Tour-directeur Felix Lévitan werd zwaar bekritiseerd wegens het uitzetten van een te zwaar parcours. Later werden echter vier ongebruikte ampullen in het shirt van Simpson gevonden, waarvan er één amfetamine bevatte. Simpson zou zijn overleden aan een combinatie van hitte en uitputting. De Engelsman uit Durham county stond te boek als een ultieme doorzetter en vechter. De combinatie van deze eigenschappen en het gebruik van alcohol en amfetamine, werd hem fataal. De dood van Simpson zorgde voor aangescherpte dopingcontroles tijdens de Ronde van Frankrijk. Toen al werd duidelijk hoe zwaar de sport is en hoe diep doping is geworteld  in het wielerpeloton.

Als waarschuwing tegen gevolgen van doping in de sport werd een gedenkmonument neergezet op de plaats waar Simpson op de Ventoux afscheid nam van het leven. De jaren er na komen de renners steevast langs het monument om nog eenmaal afscheid te nemen van Tom. Om na te gedenken en na te denken. Totaal afscheid van doping is er (nog) niet.

dinsdag 9 april 2013

Eef kamerbeek, en het gedoofde Olympische Vuur

Een rasechte Eindhovenaar met twee passies in het leven: reizen maar vooral de (atletiek)sport. Eef Kamerbeek was geboren voor de tienkamp.
Als jeugdatleet was hij de concurrentie al ver vooruit. Hij had een natuurlijke aanleg voor atletiek. Door aan dakgoten te hangen, met gewichten te werken en lenigheidsoefeningen te doen werd hij nog sterker en flexibeler dan zijn leeftijdsgenoten.
Kamerbeek - zoon van een atletiekvoorzitter, die deelnam aan de Olympische Spelen van 1928 (Amsterdam) - kreeg de sport met de paplepel ingegoten, maar stelde ook doelen en was uitermate ambitieus. Zo reisde hij al op jonge leeftijd naar Rotterdam om de meer concurrentie op te zoeken.
Na meervoudige jeugdkampioenschappen ging hij in militaire dienst, waar hij zijn talent nog verder aanscherpte. In 1954 en 1955 werd hij militair kampioen op de 110 m horden en het speerwerpen, zijn beste onderdelen. Al op twintigjarige leeftijd werd Kamerbeek in 1954 Nederlands kampioen op de tienkamp. Hij pakte ook de titel op de 110 m horden en het speerwerpen.

Kamerbeek (links) vliegt over de horden

Drang naar ontwikkeling en succes



Het jaar na zijn eerste titel kwalificeerde Kamerbeek zich voor wat zijn eerste deelname aan de Olympische Spelen had moeten worden. Met behulp van een door het NOC aangestelde bondscoach verbeterde hij zijn tijd op de loopafstanden. De coach begeleidde echter meerdere atleten en Kamerbeek trainde dan ook veel alleen. Voor en na werktijd liep hij op de zandheuvel bij zijn woonplaats Waalre, waar hij naar eigen zeggen ‘tonnen zweet heeft liggen’.

De atleten van de jaren vijftig waren in het winterseizoen geheel aangewezen op trainingen thuis. De atletiekbaan was ’s winters dicht en de baan had geen verlichting. Topsport in de jaren vijftig was, in de woorden van Kamerbeek, ‘superamateuristisch’.
Leven van de sport was in die tijd nog niet mogelijk, Kamerbeek  had dan ook een full-time baan als bankwerker bij Philips er naast. Sponsors had hij nauwelijks, alleen zijn spikes kreeg hij van een sponsor.
Voor trainingskleren moest zelf gezorgd worden. Moeder Kamerbeek moest geregeld de gerafelde mouwen van zijn trainingstrui bijbreien. Kamerbeek droeg maillots  tijdens de training, omdat het kruis van zijn trainingsbroek te laag hing om fatsoenlijk over horden te scheren.
De motivatie om op een steeds hoger niveau zijn sport te beoefenen ging bij Kamerbeek in drie stappen. Het begon met de aandacht en de eer van het prijzen winnen. Vervolgens, de geestelijke en materiele waarde van het binnenhalen van "de prijzen", die vooral in het buitenland van niveau waren. De laatste motivatiestap was voor Kamerbeek het belangrijkst: "het reizen".

Olympisch vuur gedoofd door politieke boycot

Kamerbeek is 22 jaar als hij, met drie andere atleten en twee begeleiders, op 28 oktober 1956 afreist naar Melbourne. Hij wordt vergezeld door Puck van Duyne-Brouwer, Dini Hobers, Henk Visser, coach Jo Grootewal, chef d’équipe Wim Van Zijll en ANP-verslaggever Leo de Wolff. Zij gaan de rest van de Nederlandse Olympische ploeg voor om in Melbourne de laatste hand aan de voorbereiding te leggen, wat in het winterse Nederland niet mogelijk is.

De enthousiaste Eef verheugt zich op de Spelen. Het moet het mooiste moment uit zijn leven worden. Inmiddels is er in Nederland een behoorlijke anti-Rusland stemming ontstaan. 6 dagen na het vertrek van Kamer beek rollen Russische tanks Hongarije binnen. Vlak voor aanvang van deze Spelen kwam uit Nederland het bericht dat de sporters per onmiddellijk terug moesten naar huis: De Spelen van 1956 werden geboycot uit protest tegen de inval. De Nederlandse delegatie kreeg deze beslissing van het NOC via een telegram aan de ontbijttafel te horen. Het nieuw sloeg in als een bom. Overigens deden alle andere Europese landen met uitzondering van Spanje en Zwitserland wel gewoon mee.

Kamerbeek zei hierover later: "Ik vond het verschrikkelijk. Ik was tweeëntwintig jaar en op mijn eerste Spelen. In de atletiek had je toen nog geen WK's en het EK was eens in de vier jaar." Kamerbeek probeerde als toeschouwer en liefhebber op de Spelen te blijven, maar ook dat werd onmogelijk gemaakt. Hij werd zwaar onder druk gezet om terug te vliegen. Hij keerde terug nadat hij een telegram ontvangen had waarin stond dat zijn moeder ziek was. Eenmaal thuis bleek zijn moeder helemaal niet ziek te zijn, "alleen bezorgd."

In 1960 kreeg Kamerbeek een tweede kans: op de Olympische Spelen van Rome. Alhoewel hij op de tienkamp een fantastische vijfde plaats behaalde, zou hij nooit meer over de teleurstelling van 1956 kunnen stappen, de boycot had zijn heilig vuur gedoofd. Vier jaar later in Tokyo moest hij geblesseerd afhaken.

In totaal won de Eindhovenaar in een periode van vijftien jaar 30 nationale kampioenschappen, waarvan 22 bij de senioren, en vestigde hij 23 nationale records. In 1960 werd hij Sportman van het jaar
Na zijn actieve sportcarrière werd Kamerbeek onder andere trainer. In 1968 trad hij in de voetsporen van zijn vader als voorzitter van PSV Atletiek.

Verbittering tot het einde

Een halve eeuw na het gedwongen vertrek van de spelen bood voorzitter Erica Terpstra namens het NOC*NSF haar verontschuldigingen aan de betrokken sporters voor de botte manier waarop dit aan de atleten was meegedeeld. In een uitzending van Netwerk uitgezonden op 8 augustus 2008 bood de oud-secretaris van het NOC Claas van den Houten zijn excuses aan voor het telegram dat hij in 1956 verstuurd waarin hij de atleten opriep om zich terug te trekken. Veel van de sporters die de Spelen aan zich voorbij hadden zien gaan, vonden dit een mooi gebaar.  Eef Kamerbeek -nog  immer verbitterd over de beslissingl - reageerde anders. “Na vijftig jaar excuses aanbieden maakt niets goed. Het is vast goed bedoeld hoor, maar ik ben er eigenlijk nog steeds boos over”, zei de legendarische tienkamper in een interview kort na het statement. Toch trok hij er definitief een streep onder: In dezelfde maand overleed Kamerbeek

.
verhaal mede gebaseerd op: 'De Verloren Spelen' van Marjolein te Winkel.